Zeilen op de Waddenzee
Bekijk hier de vijfdaagse ontdekkingsreis over het Oostwad.
Perfect plannen of Go with the Flow?
Margriet zit op het achterdek met de zeekaart voor haar neus en een verrekijker in de aanslag. Ze speurt aan de horizon naar de volgende boei. Al snel is de rode boei aan bakboord in zicht: de GS10! Gelukkig, we zitten goed op koers richting Schier.
Hans staat voor aan dek met een peilstok. Elke paar meter steekt hij de stok in het water. Zitten we al bijna op de zandbank of kunnen we nog een stukje verder? “1 meter 20!” roept hij naar schipper Paul op het achterdek, die daarop commando geeft om het zeil te strijken. We gaan droogvallen.
Twee voorbeelden van hoe je als bemanning samenwerkt bij het zeilen op de Waddenzee. Je vaart niet zomaar even van A naar B. Je hebt te maken met getijden, stromingen, de wind en het overige verkeer. Hoe dat werkt, leg ik uit in deze blog.
De Waddenzee was een dodelijke fuik
Hollandse scheepslieden lokten in vroeger tijden hun vijanden de Waddenzee op. Ze volgden de Hollandse schepen en voeren onbevangen het weidse water op, kenden de routes tussen de zandbanken niet en liepen binnen de kortste keren vast. Het was een fuik waar de meeste schepen niet levend uitkwamen.
Het is voor mijn onvoorstelbaar dat schippers vroeger deze zee bevoeren zonder goede kaart, zonder betonning en zonder GPS. Ze hadden ongetwijfeld betere zintuigen. Ervaren schippers zien aan de vorm van de golven waar een zandbank is. Ze zien het aan de kleur van het water of de geluiden van de vogels.
Vergeleken bij die tijd is het navigeren op de Waddenzee nu een fluitje van een cent: er zijn uitstekende kaarten, er is betrouwbare en goed zichtbare betonning en als het allemaal niet lukt is er nog de GPS. We kennen ook veel schippers in de bruine vloot die een groot beeldscherm achter op hun roef hebben en real time zien waar ze zijn, wat de diepte is en wanneer ze overstag moeten. Wij hebben altijd onze telefoon met navigatieprogramma bij de hand, maar varen in principe op de kaart en het kompas.
Zeilen door een rivierengebied
Zeilen op de Waddenzee is een kunst op zich. Het lijkt een grote open waterplas, maar dat is het niet. Je kunt het beter zien als een rivierengebied, alleen noemen we die op de Waddenzee geulen. Het onhandige is dat je de loop van deze rivieren niet ziet als je er kunt varen (want dan is het vloed) en als je ze bij laat water wel goed kunt zien omdat de omringende wadplaten droog liggen, dan zijn ze vaak te ondiep om te bevaren. De Waddenzee is dus niet zo’n groot vaargebied als het lijkt, omdat er veel stukken zijn waar je niet kunt of mag varen; de Waddenzee is Unesco werelderfgoed. Sommige stukken zijn beschermgebied voor dieren en niet of slechts een gedeelte van het jaar toegankelijk.
Het plannen van een tocht vraagt voorbereiding
De geulen waardoor je kunt varen zijn uitgesleten door het getij. Het water dat vier keer per dag de Waddenzee in en uitstroomt heeft deze geulen gevormd. Ze zijn ook niet statisch, maar continu in beweging. Rijkswaterstaat brengt de zeebodem elk jaar heel precies in kaart en past de positie van de boeien aan. Daarom moet je jaarlijks een actuele waterkaart kopen van de Waddenzee.
Varen over de Waddenzee is een kwestie van goed plannen. Als je bijvoorbeeld naar Schiermonnikoog wilt, kan dat alleen bij hoogwater. De geul naar de haven is smal en ondiep. Een schip dat maar 50 centimeter steekt kan daar vrij makkelijk doorheen, maar wij, met onze 100 centimeter, kunnen alleen bij hoogwater de haven in. En zelfs dan niet altijd, want hoogwater is niet altijd even hoog.
Springtij en doodtij
Als het springtij is (bij volle of bij nieuwe maan) is het water op z’n hoogst. Vanaf dat moment bouwt het af en een week na volle maan, is de vloed op z’n laagst. Er zijn tabellen waarop je voor elke dag van het jaar, voor elke haven in Nederland, kunt zien hoe hoog of laag het water komt.
Maar niet alleen de maan speelt een rol bij de waterstand, ook de wind.
Een krachtige westenwind blaast het water vanaf de Noordzee de Waddenzee in en doet de waterstand daar stijgen. Oostenwind blaas het water er juist uit. Ik hoorde een verhaal van een schipper die met een mooie westenwind ver het Oostwad opvoer en daar de nacht doorbracht. De volgende dag blies er een sterke wind uit het Oosten. Het water was enorm gedaald en hij kwam pas twee dagen later het wad weer af.
En dan is nog een derde soort tij
Wanneer je van het ene Waddeneiland naar het andere zeilt, moet je over het wantij. Dat is de plek midden onder een eiland, waar de vloedstromen elkaar tegen komen. Het water stroomt vanuit de Noordzee door de zeegaten en vult in een uur of zes de Waddenzee. Onder de eilanden ontmoeten de vloedstromen elkaar. Bij windstil weer zie je dat aan het water. Er loopt dan een kronkelige lijn over de zee van kleine stukjes plantaardig afval. Dat is de ontmoetingsplaats van de getijdenstromen: het wantij.
Omdat de stromingen daar tegen elkaar opbotsen, is er door het meegevoerde zand op die plek een soort heuvel gevormd. Het is daar dus extra ondiep en je kunt er alleen bij hoogwater overheen. Een cyclus van eb en vloed duurt een 11,5 uur en het moment van hoog- of laagwater wisselt daarom per dag. Je probeert je tocht zo te plannen, dat je met hoogwater zo’n wantij passeert, maar soms past dat niet in de dag planning. Dan stuit je op een wantij, loop je vast, val je droog en moet je wachten totdat het water weer hoog genoeg is om verder te kunnen.
De kracht van de stroming
De waterstand bepaalt waar je kunt varen, maar de stroming bepaalt met welk tempo. Na hoogwater gaat het water niet zozeer dalen; het is handiger om je voor te stellen dat het terugstroomt naar de Noordzee. Die stroom is het eerste uur na de kentering (het moment tussen eb en vloed wanneer de stroming tot stilstand is gekomen) zwak, maar neemt snel in kracht toe. Drie uur na hoogwater stroomt het water met een snelheid van 5 knopen terug naar de Noordzee. Een knoop = 1,852 kilometer per uur. Als je stroom mee hebt, vaar je soms wel twee keer zo hard. Als je stroom tegen hebt, kun je zelfs achteruit gezet worden. Je houdt bij de planning van je tocht dus rekening met de richting en kracht van de stroming.
De laatste bepalende factor is de wind
Als zeilschip zijn we afhankelijk van de wind: de richting en de kracht.
De wind in Nederland is vaak westelijk en daarmee vaar je snel van Terschelling naar Schiermonnikoog, maar je moet natuurlijk ook nog terug! We kunnen bij veel winden zeilen, behalve bij tegenwind. Dan moet je tegen de wind in kruisen. Maar al lijkt de zee groot en wijds, de vaargeulen zijn vaak kronkelig en smal. Te smal om daar met een schip van 25 meter soepeltjes te kruisen. De windkracht is van belang bij het berekenen van je snelheid en vaartijden.
Navigatie is een mooie puzzel
Het moge duidelijk zijn: we zijn tegenwoordig voorzien van allerlei gemakken bij het navigeren, maar je vaart niet zomaar even de Waddenzee over. Het is een puzzel van waterhoogte, stroomsnelheid en stroomrichting en windkracht en windrichting. Het vraagt planning en kennis van zaken. Anderzijds: als het anders loopt dan je dacht, kun je altijd nog je scheepje op een zandbank leggen en op je gemak verder gaan als de omstandigheden verbeterd zijn.
Wind en getij maken de dienst uit en het is de kunst om op ze mee te surfen.
Go with the Flow…. Je snapt nu wat dat echt betekent!
Ga je mee zeilen op de Waddenzee?
Bekijk hier de vijfdaagse ontdekkingsreis over het Oostwad.