Zeilen op de Waddenzee: fok bak

Als je ergens heen wilt zeilen, maar je hebt de wind tegen, dan kun je er toch komen door te kruisen. Je houdt dan de wind schuin voor het schip, dat noemen we ‘aan de wind zeilen’, waardoor je in ieder geval snelheid maakt. Als je kruist, maak je een hoek van 90 graden, en zo kom je zigzaggend waar je wezen wilt.

Je moet dan regelmatig ‘overstag’: je stuurt je schip scherp naar de wind toe zodat de zeilen naar de andere kant van het schip gaan. Bij zo’n manoeuvre kan je makkelijk ‘hoogte verliezen’. De hoek wordt dan te groot en je zakt teveel terug. Zo kom je niet veel dichter bij je doel en dat is natuurlijk niet de bedoeling.

Door de fok ‘bak’ te houden, voorkom je dan. Het zeil van de fok is dan al overstag, maar de boom nog niet. Daardoor komt er meer druk op het voorschip en wordt de bocht sneller en scherper gemaakt.

Wij zeilen ons schip net zoals schippers dat 100 jaar geleden deden: met weinig techniek en veel spierkracht. De manier om de fok bak te houden is dus om met de hand de boom tegen te houden, net zolang totdat de giek over is naar de andere kant of totdat je het niet meer kunt houden natuurlijk.

Michael had bij ons die taak op de tocht van Ameland naar Lauwersoog. Een sterke vent, die na een keer of 10 keer overstag de slag goed te pakken had!

Wil je mee zeilen? Bekijk op Reisagenda 2024 het aanbod.

Je kunt de wind niet veranderen, maar wel de stand van de zeilen